Informatie over het woord abbrechen (Duits → Esperanto: derompi)

Uitspraak/ˈapbrɛçən/
Woordsoortwerkwoord

Vervoeging

Aantonende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(ich) abbreche (ich) abbrach
(du) abbrichst (du) abbrachst
(er) abbricht (er) abbrach
(wir) abbrechen (wir) abbrachen
(ihr) abbrecht (ihr) abbracht
(sie) abbrechen (sie) abbrachen
Aanvoegende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(ich) abbreche (ich) abbräche
(du) abbrechest (du) abbrächest
(er) abbreche (er) abbräche
(wir) abbrechen (wir) abbrächen
(ihr) abbrechet (ihr) abbrächet
(sie) abbrechen (sie) abbrächen
Gebiedende wijs
(du) brich ab
(ihr) abbrecht
abbrechen Sie
Deelwoorden
Tegenwoordig deelwoordVerleden deelwoord
abbrechend(haben) abgebrochen

Vertalingen

Engelsbreak; break off
Esperantoderompi
Latijnabrumpere
Nederlandslosbreken
Roemeensrupe
Saterfriesoubreeke