Informatie over het woord kwaadspreken (Nederlands → Esperanto: kalumnii)

Synoniemen: belasteren, bezwadderen

Woordsoortwerkwoord
Uitspraak/ˈkʋatsprekə(n)/
Afbrekingkwaad·spre·ken

Vervoeging

Aantonende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(ik) spreek kwaad(ik) sprak kwaad
(jij) spreekt kwaad(jij) sprak kwaad
(hij) spreekt kwaad(hij) sprak kwaad
(wij) spreken kwaad(wij) spraken kwaad
(jullie) spreken kwaad(jullie) spraken kwaad
(gij) spreekt kwaad(gij) spraakt kwaad
(zij) spreken kwaad(zij) spraken kwaad
Aanvoegende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(dat ik) kwaadspreke(dat ik) kwaadsprake
(dat jij) kwaadspreke(dat jij) kwaadsprake
(dat hij) kwaadspreke(dat hij) kwaadsprake
(dat wij) kwaadspreken(dat wij) kwaadspraken
(dat jullie) kwaadspreken(dat jullie) kwaadspraken
(dat gij) kwaadspreket(dat gij) kwaadspraket
(dat zij) kwaadspreken(dat zij) kwaadspraken
Gebiedende wijs
Enkelvoud/MeervoudMeervoud
spreek kwaadspreekt kwaad
Deelwoorden
Tegenwoordig deelwoordVerleden deelwoord
kwaadsprekend, kwaadsprekende(hebben) kwaadgesproken

Vertalingen

Catalaanscalumniar
Deensbagtale; sladre
Duitsafterreden; anschwärzen; fälschlich beschuldigen; verleumden; Übles nachreden; schmähen
Engelsbackbite
Esperantokalumnii
Faeröersbaktala; bíta í bak
Franscalomnier; diffamer; salir
IJslandsslúðra
Italiaanscalunniare
Noorssladre
Portugeescaluniar; difamar; injuriar
Saterfriesanfloitje; ätterfläärje; belasterje; flääre; raachje
Spaanscalumniar; infamar
Westerlauwers Friesberabje; rabje
Zweedsbakdanta; baktala; förtala; häda; nedsvärta