Informasie oor die woord berekenen (Nederlands → Esperanto: kalkuli)

Sinonieme: becijferen, calculeren, uitrekenen

Woordsoortwerkwoord
Uitspraak/bəˈrekənə(n)/
Afbrekingbe·re·ke·nen

Vervoeging

Aantonende wys
Teenwoordige tydVerlede tyd
(ik) bereken(ik) berekende
(jij) berekent(jij) berekende
(hij) berekent(hij) berekende
(wij) berekenen(wij) berekenden
(jullie) berekenen(jullie) berekenden
(gij) berekent(gij) berekendet
(zij) berekenen(zij) berekenden
Aanvoegende wys
Teenwoordige tydVerlede tyd
(dat ik) berekene(dat ik) berekende
(dat jij) berekene(dat jij) berekende
(dat hij) berekene(dat hij) berekende
(dat wij) berekenen(dat wij) berekenden
(dat jullie) berekenen(dat jullie) berekenden
(dat gij) berekenet(dat gij) berekendet
(dat zij) berekenen(dat zij) berekenden
Gebiedende wys
Enkelvoud/MeervoudMeervoud
berekenberekent
Deelwoorde
Teenwoordige deelwoordVerlede deelwoord
berekenend, berekenende(hebben) berekend

Voorbeelde van gebruik

Het is nog meer dan ik zelf had berekend.
Bereken de vervangingscapaciteit en de lading op elke condensator.

Vertalinge

Deensberegne; kalkulere
Duitserachten; kalkulieren; berechnen; zählen; ausrechnen; mitzählen; überschlagen; veranschlagen
Engelscalculate
Esperantokalkuli
Finslaskea
Franscalculer; compter
Italiaanscalcolare
Katalaanscalcular; comptar
Latyncalculare
Noorsregne
Papiamentskalkulá; rek
Poolsliczyć
Portugeescalcular; computar; orçar
Saterfriesbereekenje; kalkulierej; reekenje
Spaanscalcular; contar
Sweedsberäkna; uträkna
Tsjeggiespočítat
Wes‐Friesberekkenje; besiferje; rekkenje
Yslandsreikna