Informatie over het woord kalanderen (Nederlands → Esperanto: kalandri)

Synoniem: mangelen

Woordsoortwerkwoord
Uitspraak/kalɑnˈderə(n)/
Afbrekingka·lan·de·ren

Vervoeging

Aantonende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(ik) kalander(ik) kalanderde
(jij) kalandert(jij) kalanderde
(hij) kalandert(hij) kalanderde
(wij) kalanderen(wij) kalanderden
(jullie) kalanderen(jullie) kalanderden
(gij) kalandert(gij) kalanderdet
(zij) kalanderen(zij) kalanderden
Aanvoegende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(dat ik) kalandere(dat ik) kalanderde
(dat jij) kalandere(dat jij) kalanderde
(dat hij) kalandere(dat hij) kalanderde
(dat wij) kalanderen(dat wij) kalanderden
(dat jullie) kalanderen(dat jullie) kalanderden
(dat gij) kalanderet(dat gij) kalanderdet
(dat zij) kalanderen(dat zij) kalanderden
Gebiedende wijs
Enkelvoud/MeervoudMeervoud
kalanderkalandert
Deelwoorden
Tegenwoordig deelwoordVerleden deelwoord
kalanderend, kalanderende(hebben) gekalanderd

Vertalingen

Catalaanscalandrar
Duitskalandern; mangeln; rollen; kalandrieren
Engelscalender
Esperantokalandri
Spaanscalandrar; satinar