Synoniemen: inspannen, optuigen, spannen, voorspannen
Vervoeging
Aantonende wijs |
---|
Tegenwoordige tijd | Verleden tijd |
---|
(ik) tuig | (ik) tuigde |
(jij) tuigt | (jij) tuigde |
(hij) tuigt | (hij) tuigde |
(wij) tuigen | (wij) tuigden |
(jullie) tuigen | (jullie) tuigden |
(gij) tuigt | (gij) tuigdet |
(zij) tuigen | (zij) tuigden |
Aanvoegende wijs |
---|
Tegenwoordige tijd | Verleden tijd |
---|
(dat ik) tuige | (dat ik) tuigde |
(dat jij) tuige | (dat jij) tuigde |
(dat hij) tuige | (dat hij) tuigde |
(dat wij) tuigen | (dat wij) tuigden |
(dat jullie) tuigen | (dat jullie) tuigden |
(dat gij) tuiget | (dat gij) tuigdet |
(dat zij) tuigen | (dat zij) tuigden |
Gebiedende wijs |
---|
Enkelvoud/Meervoud | Meervoud |
---|
tuig | tuigt |
Deelwoorden |
---|
Tegenwoordig deelwoord | Verleden deelwoord |
---|
tuigend, tuigende | (hebben) getuigd |