Informatie over het woord spannen (Nederlands → Esperanto: jungi)

Synoniemen: inspannen, optuigen, tuigen, voorspannen

Woordsoortwerkwoord
Uitspraak/spɑnə(n)/
Afbrekingspan·nen

Vervoeging

Aantonende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(ik) span(ik) spande
(jij) spant(jij) spande
(hij) spant(hij) spande
(wij) spannen(wij) spanden
(jullie) spannen(jullie) spanden
(gij) spant(gij) spandet
(zij) spannen(zij) spanden
Aanvoegende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(dat ik) spanne(dat ik) spande
(dat jij) spanne(dat jij) spande
(dat hij) spanne(dat hij) spande
(dat wij) spannen(dat wij) spanden
(dat jullie) spannen(dat jullie) spanden
(dat gij) spannet(dat gij) spandet
(dat zij) spannen(dat zij) spanden
Gebiedende wijs
Enkelvoud/MeervoudMeervoud
spanspant
Deelwoorden
Tegenwoordig deelwoordVerleden deelwoord
spannend, spannende(hebben) gespannen

Vertalingen

Catalaansjunyir
Duitsspannen; anspannen; vorspannen; einspannen; anschirren
Engelsspan
Esperantojungi; aljungi
Faeröersspenna fyri
Fransatteler
Portugeesatrelar; jungir
Saterfriesfoarsponne; ousponne; sponne
Spaansuncir