Information über das Wort noden (Niederländisch → Esperanto: inviti)

Synonyme: inviteren, uitnoden, uitnodigen, vragen

WortartVerb
Aussprache/ˈnodə(n)/
Trennungno·den

Konjugation

Indikativ
PräsensPräterium
(ik) nood(ik) noodde
(jij) noodt(jij) noodde
(hij) noodt(hij) noodde
(wij) noden(wij) noodden
(jullie) noden(jullie) noodden
(gij) noodt(gij) nooddet
(zij) noden(zij) noodden
Konjunktiv
PräsensPräterium
(dat ik) node(dat ik) noodde
(dat jij) node(dat jij) noodde
(dat hij) node(dat hij) noodde
(dat wij) noden(dat wij) noodden
(dat jullie) noden(dat jullie) noodden
(dat gij) nodet(dat gij) nooddet
(dat zij) noden(dat zij) noodden
Imperativ
Einzahl/MehrzahlMehrzahl
noodnoodt
Partizipien
PräsenspartizipPerfektpartizip
nodend, nodende(hebben) genood

Gebrauchsbeispiele

De koning noodt de markies in de koets.
Dan opende hij de deur van de kamer en noodde haar binnen te gaan.

Übersetzungen

Afrikaansnooi; uitnooi
Albanischftoj
Dänischindbyde; invitere
Deutscheinladen; bitten; auffordern; anregen; veranlassen
Englischinvite
Englisch (Altenglisch)gelaþian
Esperantoinviti
Färöerischbjóða
Finnischkutsua
Französischinviter
Isländischbióða
Italienischinvitare
Katalanischconvidar; invitar
Malaiischajak … mengajak
Norwegischinvitere
Papiamentoinvitá; kombidá
Polnischzaprosić
Portugiesischconvidar; invitar
Rumänischinvita
Saterfriesischienleede
Schwedischbjuda; inbjuda; invitera; uppbjuda
Spanischinvitar
Thaiชวน; เชิญ
Tschechischpozvat; zvát
Westfriesischnoadzje; nûgje