Informatie over het woord uitvinden (Nederlands → Esperanto: inventi)

Woordsoortwerkwoord

Vervoeging

Aantonende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(ik) vind uit(ik) vond uit
(jij) vindt uit(jij) vond uit
(hij) vindt uit(hij) vond uit
(wij) vinden uit(wij) vonden uit
(jullie) vinden uit(jullie) vonden uit
(gij) vindt uit(gij) vondt uit
(zij) vinden uit(zij) vonden uit
Aanvoegende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(dat ik) uitvinde(dat ik) uitvonde
(dat jij) uitvinde(dat jij) uitvonde
(dat hij) uitvinde(dat hij) uitvonde
(dat wij) uitvinden(dat wij) uitvonden
(dat jullie) uitvinden(dat jullie) uitvonden
(dat gij) uitvindet(dat gij) uitvondet
(dat zij) uitvinden(dat zij) uitvonden
Gebiedende wijs
Enkelvoud/MeervoudMeervoud
vind uitvindt uit
Deelwoorden
Tegenwoordig deelwoordVerleden deelwoord
uitvindend, uitvindende(hebben) uitgevonden

Vertalingen

Catalaansinventar
Deensopfinde
Duitserfinden; ersinnen; erdichten; aushecken
Engelsinvent
Esperantoinventi
Faeröersfinna upp
Fransinventer
Italiaansinventare
Papiamentsinventá
Portugeesinventar
Roemeensinventa
Spaansinventar