Informatie over het woord uitwisselen (Nederlands → Esperanto: interŝanĝi)

Synoniemen: inruilen, inwisselen, ruilen, verruilen, verwisselen, wisselen

Woordsoortwerkwoord
Uitspraak/ˈœy̯tʋɪsələ(n)/
Afbrekinguit·wis·se·len

Vervoeging

Aantonende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(ik) wissel uit(ik) wisselde uit
(jij) wisselt uit(jij) wisselde uit
(hij) wisselt uit(hij) wisselde uit
(wij) wisselen uit(wij) wisselden uit
(jullie) wisselen uit(jullie) wisselden uit
(gij) wisselt uit(gij) wisseldet uit
(zij) wisselen uit(zij) wisselden uit
Aanvoegende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(dat ik) uitwissele(dat ik) uitwisselde
(dat jij) uitwissele(dat jij) uitwisselde
(dat hij) uitwissele(dat hij) uitwisselde
(dat wij) uitwisselen(dat wij) uitwisselden
(dat jullie) uitwisselen(dat jullie) uitwisselden
(dat gij) uitwisselet(dat gij) uitwisseldet
(dat zij) uitwisselen(dat zij) uitwisselden
Gebiedende wijs
Enkelvoud/MeervoudMeervoud
wissel uitwisselt uit
Deelwoorden
Tegenwoordig deelwoordVerleden deelwoord
uitwisselend, uitwisselende(hebben) uitgewisseld

Voorbeelden van gebruik

Er werden geen groeten uitgewisseld.

Vertalingen

Catalaansintercanviar; permutar; trocar
Deensudskifte
Duitsaustauschen; auswechseln; umtauschen; vertauschen; verwechseln
Engelsinterchange; swap; exchange
Esperantointerŝanĝi
Finsvaihtaa
Franséchanger
Luxemburgswiesselen
Portugeescomutar; permutar; trocar
Saterfriesferbuutje; fertuuskje; ferwikselje; uumebuutje; uumetuuskje; uuttuuskje; uutwikselje
Spaanspermutar; trocar
Westerlauwers Friesútwikselje; wikselje