Informatie over het woord inwisselen (Nederlands → Esperanto: interŝanĝi)

Synoniemen: inruilen, ruilen, uitwisselen, verruilen, verwisselen, wisselen

Woordsoortwerkwoord
Uitspraak/ˈɪnʋɪsələ(n)/
Afbrekingin·wis·se·len

Vervoeging

Aantonende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(ik) wissel in(ik) wisselde in
(jij) wisselt in(jij) wisselde in
(hij) wisselt in(hij) wisselde in
(wij) wisselen in(wij) wisselden in
(jullie) wisselen in(jullie) wisselden in
(gij) wisselt in(gij) wisseldet in
(zij) wisselen in(zij) wisselden in
Aanvoegende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(dat ik) inwissele(dat ik) inwisselde
(dat jij) inwissele(dat jij) inwisselde
(dat hij) inwissele(dat hij) inwisselde
(dat wij) inwisselen(dat wij) inwisselden
(dat jullie) inwisselen(dat jullie) inwisselden
(dat gij) inwisselet(dat gij) inwisseldet
(dat zij) inwisselen(dat zij) inwisselden
Gebiedende wijs
Enkelvoud/MeervoudMeervoud
wissel inwisselt in
Deelwoorden
Tegenwoordig deelwoordVerleden deelwoord
inwisselend, inwisselende(hebben) ingewisseld

Vertalingen

Catalaansintercanviar; permutar; trocar
Deensudskifte
Duitsaustauschen; auswechseln; umtauschen; vertauschen; verwechseln
Engelschange; exchange
Esperantointerŝanĝi
Finsvaihtaa
Franséchanger
Luxemburgswiesselen
Portugeescomutar; permutar; trocar
Saterfriesferbuutje; fertuuskje; ferwikselje; uumebuutje; uumetuuskje; uuttuuskje; uutwikselje
Spaanspermutar; trocar
Westerlauwers Friesútwikselje; wikselje