Informatie over het woord interpreteren (Nederlands → Esperanto: interpreti)

Synoniemen: duiden, opvatten, uitleggen, verklaren, vertolken

Woordsoortwerkwoord
Uitspraak/ɪntərpreˈterə(n)/
Afbrekingin·ter·pre·te·ren

Vervoeging

Aantonende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(ik) interpreteer(ik) interpreteerde
(jij) interpreteert(jij) interpreteerde
(hij) interpreteert(hij) interpreteerde
(wij) interpreteren(wij) interpreteerden
(jullie) interpreteren(jullie) interpreteerden
(gij) interpreteert(gij) interpreteerdet
(zij) interpreteren(zij) interpreteerden
Aanvoegende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(dat ik) interpretere(dat ik) interpreteerde
(dat jij) interpretere(dat jij) interpreteerde
(dat hij) interpretere(dat hij) interpreteerde
(dat wij) interpreteren(dat wij) interpreteerden
(dat jullie) interpreteren(dat jullie) interpreteerden
(dat gij) interpreteret(dat gij) interpreteerdet
(dat zij) interpreteren(dat zij) interpreteerden
Gebiedende wijs
Enkelvoud/MeervoudMeervoud
interpreteerinterpreteert
Deelwoorden
Tegenwoordig deelwoordVerleden deelwoord
interpreterend, interpreterende(hebben) geïnterpreteerd

Voorbeelden van gebruik

Europese leiders en de Griekse regering hebben duidelijk een verschillende opvatting over hoe de uitslag van het referendum geïnterpreteerd moet worden.
De dokter had de situatie verkeerd geïnterpreteerd.
De mensen die weten hoe ze die kaarten moeten interpreteren, bevinden zich op schepen.
Hoe interpreteerde jij het?

Vertalingen

Catalaansinterpretar
Duitsauslegen; deuten; dolmetschen; interpretieren; verdolmetschen; erklären; darstellen; verkörpern
Engelsinterpret
Esperantointerpreti
Faeröerstolka; tulka
Finstulkita
Fransinterpréter
IJslandstúlka; þýða
Italiaansinterpretare
Papiamentsinterpretá
Portugeesentender; interpretar; traduzir
Roemeensinterpreta
Saterfriesdolmätskje; interpretierje; tjuude; uutlääse
Spaansinterpretar
Zweedstolka