Synoniemen: bijbrengen, onderrichten, onderwijs geven, onderwijzen
Woordsoort | werkwoord |
---|
Uitspraak | /ˈleːrə(n)/ |
---|
Afbreking | le·ren |
---|
Vervoeging
Aantonende wijs |
---|
Tegenwoordige tijd | Verleden tijd |
---|
(ik) leer | (ik) leerde |
(jij) leert | (jij) leerde |
(hij) leert | (hij) leerde |
(wij) leren | (wij) leerden |
(jullie) leren | (jullie) leerden |
(gij) leert | (gij) leerdet |
(zij) leren | (zij) leerden |
Aanvoegende wijs |
---|
Tegenwoordige tijd | Verleden tijd |
---|
(dat ik) lere | (dat ik) leerde |
(dat jij) lere | (dat jij) leerde |
(dat hij) lere | (dat hij) leerde |
(dat wij) leren | (dat wij) leerden |
(dat jullie) leren | (dat jullie) leerden |
(dat gij) leret | (dat gij) leerdet |
(dat zij) leren | (dat zij) leerden |
Gebiedende wijs |
---|
Enkelvoud/Meervoud | Meervoud |
---|
leer | leert |
Deelwoorden |
---|
Tegenwoordig deelwoord | Verleden deelwoord |
---|
lerend, lerende | (hebben) geleerd |
En zou je me dan magie leren?
Priscianus leerde Latijn aan kinderen die het al kenden.
Zijn vader leerde hem de beginselen van de astrologie, de alchemie en de geneeskunde.