Informatie over het woord aanslaan (Nederlands → Esperanto: imposti)

Synoniemen: belasten, belasting heffen op, veraccijnzen

Woordsoortwerkwoord
Uitspraak/ˈanslan/
Afbrekingaan·slaan

Vervoeging

Aantonende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(ik) sla aan(ik) sloeg aan
(jij) slaat aan(jij) sloeg aan
(hij) slaat aan(hij) sloeg aan
(wij) slaan aan(wij) sloegen aan
(jullie) slaan aan(jullie) sloegen aan
(gij) slaat aan(gij) sloegt aan
(zij) slaan aan(zij) sloegen aan
Aanvoegende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(dat ik) aansla(dat ik) aansloege
(dat jij) aansla(dat jij) aansloege
(dat hij) aansla(dat hij) aansloege
(dat wij) aanslaan(dat wij) aansloegen
(dat jullie) aanslaan(dat jullie) aansloegen
(dat gij) aanslaat(dat gij) aansloeget
(dat zij) aanslaan(dat zij) aansloegen
Gebiedende wijs
Enkelvoud/MeervoudMeervoud
sla aanslaat aan
Deelwoorden
Tegenwoordig deelwoordVerleden deelwoord
aanslaand, aanslaande(hebben) aangeslagen

Vertalingen

Duitsbesteuern; Steuer auferlegen; Steuern auferlegen
Engelstax
Esperantoimposti
Fransimposer
Italiaanstassare
Portugeesonerar com imposto
Spaansimponer
Turksvergi koymak
Welstrethu
Westerlauwers Friesbelêste
Zweedstaxera