Synoniem: illumineren
Woordsoort | werkwoord |
---|---|
Uitspraak | /vərˈlɪxtə(n)/ |
Afbreking | ver·lich·ten |
Aantonende wijs | |
---|---|
Tegenwoordige tijd | Verleden tijd |
(ik) verlicht | (ik) verlichtte |
(jij) verlicht | (jij) verlichtte |
(hij) verlicht | (hij) verlichtte |
(wij) verlichten | (wij) verlichtten |
(jullie) verlichten | (jullie) verlichtten |
(gij) verlicht | (gij) verlichttet |
(zij) verlichten | (zij) verlichtten |
Aanvoegende wijs | |
Tegenwoordige tijd | Verleden tijd |
(dat ik) verlichte | (dat ik) verlichtte |
(dat jij) verlichte | (dat jij) verlichtte |
(dat hij) verlichte | (dat hij) verlichtte |
(dat wij) verlichten | (dat wij) verlichtten |
(dat jullie) verlichten | (dat jullie) verlichtten |
(dat gij) verlichtet | (dat gij) verlichttet |
(dat zij) verlichten | (dat zij) verlichtten |
Gebiedende wijs | |
Enkelvoud/Meervoud | Meervoud |
verlicht | verlicht |
Deelwoorden | |
Tegenwoordig deelwoord | Verleden deelwoord |
verlichtend, verlichtende | (hebben) verlicht |
Catalaans | adornar amb llums; il·luminar |
---|---|
Duits | illuminieren; beleuchten; anstrahlen; erleuchten; aufklären |
Engels | enlighten; illuminate; illumine |
Esperanto | ilumini |
Frans | illuminer |
Italiaans | illuminare |
Papiaments | iluminá |
Portugees | iluminar |
Saterfries | illuminierje |
Spaans | adornar con luces; iluminar |
Tsjechisch | iluminovat |