Informatie over het woord haar (Nederlands → Esperanto: haro)

Woordsoortzelfstandig naamwoord
Uitspraak/ɦaːr/
Afbrekinghaar
Geslachtonzijdig
Meervoudharen

Verkleinwoord
EnkelvoudMeervoud
haartjehaartjes

Voorbeelden van gebruik

Het was voor de andere kooplieden om zich de haren uit het hoofd te trekken.
Hij had zijn haren maar voor een dollar per stuk hoeven verkopen om zo al een enorm kapitaal te vergaren!
Met een schroevendraaier of eventueel met de hand kunnen de haren dan gemakkelijk uit het zeefje verwijderd worden.

Vertalingen

Albaneesflok
Catalaanscabell; pèl
Deenshår
DuitsHaar
Engelshair
Engels (Oudengels)her; hær; feax
Esperantoharo
Faeröershár
Finshius
Franscheveu; poil
Hongaarshaj
IJslandshár
Jamaicaans Creoolsier
Jiddischהאָר
Latijncapillus
LuxemburgsHoer
Noorshår
Papiamentskabei
Poolswłos
Portugeescabelo; pelox
Roemeenspăr
Russischволос
SaterfriesHier
Schots-Gaelischfalt
Spaanscabello; pelo
Srananwiwiri
Tagalogbuhók
Thaisขน
Tsjechischchlup; chlupy; srst; vlas; vlasy
Westerlauwers Frieshier
Zweedshår