Synoniemen: aanhouden, keren, staande houden, stilzetten, stoppen, stuiten, tegenhouden, tot staan brengen, tot stand brengen, tot stilstand brengen, doen stoppen
Woordsoort | werkwoord |
---|
Uitspraak | /ˈstɪlɛɣə(n)/ |
---|
Afbreking | stil·leg·gen |
---|
Vervoeging
Aantonende wijs |
---|
Tegenwoordige tijd | Verleden tijd |
---|
(ik) leg stil | (ik) legde stil |
(jij) legt stil | (jij) legde stil |
(hij) legt stil | (hij) legde stil |
(wij) leggen stil | (wij) legden stil |
(jullie) leggen stil | (jullie) legden stil |
(gij) legt stil | (gij) legdet stil |
(zij) leggen stil | (zij) legden stil |
Aanvoegende wijs |
---|
Tegenwoordige tijd | Verleden tijd |
---|
(dat ik) stillegge | (dat ik) stillegde |
(dat jij) stillegge | (dat jij) stillegde |
(dat hij) stillegge | (dat hij) stillegde |
(dat wij) stilleggen | (dat wij) stillegden |
(dat jullie) stilleggen | (dat jullie) stillegden |
(dat gij) stillegget | (dat gij) stillegdet |
(dat zij) stilleggen | (dat zij) stillegden |
Gebiedende wijs |
---|
Enkelvoud/Meervoud | Meervoud |
---|
leg stil | legt stil |
Deelwoorden |
---|
Tegenwoordig deelwoord | Verleden deelwoord |
---|
stilleggend, stilleggende | (hebben) stilgelegd |
Iedere middag werd het jacht stilgelegd.
De wedstrijd werd in de 71e minuut eerst stilgelegd omdat er vuurwerk op het veld was gegooid.