Informatie over het woord agiteren (Nederlands → Esperanto: agiti)

Synoniemen: ophitsen, opruien, opstoken

Woordsoortwerkwoord
Uitspraak/aɣiˈteːrə(n)/
Afbrekingagi·te·ren

Vervoeging

Aantonende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(ik) agiteer(ik) agiteerde
(jij) agiteert(jij) agiteerde
(hij) agiteert(hij) agiteerde
(wij) agiteren(wij) agiteerden
(jullie) agiteren(jullie) agiteerden
(gij) agiteert(gij) agiteerdet
(zij) agiteren(zij) agiteerden
Aanvoegende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(dat ik) agitere(dat ik) agiteerde
(dat jij) agitere(dat jij) agiteerde
(dat hij) agitere(dat hij) agiteerde
(dat wij) agiteren(dat wij) agiteerden
(dat jullie) agiteren(dat jullie) agiteerden
(dat gij) agiteret(dat gij) agiteerdet
(dat zij) agiteren(dat zij) agiteerden
Gebiedende wijs
Enkelvoud/MeervoudMeervoud
agiteeragiteert
Deelwoorden
Tegenwoordig deelwoordVerleden deelwoord
agiterend, agiterende(hebben) geagiteerd

Vertalingen

Albaneesagjitoj
Catalaansagitar
Duitsagitieren; aufwiegeln; in Wallung bringen; in Aufruhr versetzen; in Unruhe versetzen; aufwühlen; erörtern
Engelsagitate
Esperantoagiti
Faeröersørkymla; øsa
Finskiihottaa
Fransagiter; débattre; émouvoir; faire de l’agitation; troubler
Hongaarsagitál
Italiaansagitare; rimescolare
Latijnconcitare
Portugeesagitar; amotinar; sacolejar; sacudir
Russischвозбуждать
Saterfriesagitierje
Spaansagitar; perturbar