Information about the word hechten (Dutch → Esperanto: glui)

Synonyms: lijmen, plakken

Part of speechverb
Pronunciation/ˈɦɛxtə(n)/
Hyphenationhech·ten

Conjugation

Indicative mood
Present tensePast tense
(ik) hecht(ik) hechtte
(jij) hecht(jij) hechtte
(hij) hecht(hij) hechtte
(wij) hechten(wij) hechtten
(jullie) hechten(jullie) hechtten
(gij) hecht(gij) hechttet
(zij) hechten(zij) hechtten
Subjunctive mood
Present tensePast tense
(dat ik) hechte(dat ik) hechtte
(dat jij) hechte(dat jij) hechtte
(dat hij) hechte(dat hij) hechtte
(dat wij) hechten(dat wij) hechtten
(dat jullie) hechten(dat jullie) hechtten
(dat gij) hechtet(dat gij) hechttet
(dat zij) hechten(dat zij) hechtten
Imperative mood
Singular/PluralPlural
hechthecht
Participles
Present participlePast participle
hechtend, hechtende(hebben) gehecht

Translations

Catalanadherir; encolar; enganxar
Czechlepit
Englishglue; paste; stick
Esperantoglui
Faeroeselíma
Finnishliimata
Frenchcoller
Germankleben; leimen; kleistern; ankleben
Italianappiccicare
Papiamentoleim
Portuguesecolar; grudar; solvar
Saterland Frisianklieuwje; liemje
Spanishpegar
Swedishlimma
Thaiติด
West Frisianlymje