Informatie over het woord schuiven (Nederlands → Esperanto: gliti)

Synoniemen: glibberen, glijden, glippen

Woordsoortwerkwoord
Uitspraak/ˈsxœy̯və(n)/
Afbrekingschui·ven

Vervoeging

Aantonende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(ik) schuif(ik) schoof
(jij) schuift(jij) schoof
(hij) schuift(hij) schoof
(wij) schuiven(wij) schoven
(jullie) schuiven(jullie) schoven
(gij) schuift(gij) schooft
(zij) schuiven(zij) schoven
Aanvoegende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(dat ik) schuive(dat ik) schove
(dat jij) schuive(dat jij) schove
(dat hij) schuive(dat hij) schove
(dat wij) schuiven(dat wij) schoven
(dat jullie) schuiven(dat jullie) schoven
(dat gij) schuivet(dat gij) schovet
(dat zij) schuiven(dat zij) schoven
Gebiedende wijs
Enkelvoud/MeervoudMeervoud
schuifschuift
Deelwoorden
Tegenwoordig deelwoordVerleden deelwoord
schuivend, schuivende(hebben/zijn) geschoven

Vertalingen

Catalaanslliscar; patinar; relliscar
Duitsgleiten; glitschen; rutschen; hingleiten; schlittern; schlüpfen
Engelsslide; slip
Esperantogliti
Faeröersaka; glíða; skreiða
Finsliukua
Fransglisser
Luxemburgsrëtschen
Nederduitsglyden
Portugeesdeslizar; escorregar
Roemeensaluneca
Saterfriesglidderje; gliede; glippe; glitskje; rutskje
Spaansdeslizarse; patinar; resbalar
Tsjechischdostat smyk; klouzat; sklouznout; uklouznout
Westerlauwers Friesglide; glydzje; gliere
Zweedsglida; slira