Synoniemen: banen, effenen, gladmaken, uitstrijken
Woordsoort | werkwoord |
---|
Uitspraak | /ˈɣlɑtstrɛi̯kə(n)/ |
---|
Afbreking | glad·strij·ken |
---|
Vervoeging
Aantonende wijs |
---|
Tegenwoordige tijd | Verleden tijd |
---|
(ik) strijk glad | (ik) streek glad |
(jij) strijkt glad | (jij) streek glad |
(hij) strijkt glad | (hij) streek glad |
(wij) strijken glad | (wij) streken glad |
(jullie) strijken glad | (jullie) streken glad |
(gij) strijkt glad | (gij) streekt glad |
(zij) strijken glad | (zij) streken glad |
Aanvoegende wijs |
---|
Tegenwoordige tijd | Verleden tijd |
---|
(dat ik) gladstrijke | (dat ik) gladstreke |
(dat jij) gladstrijke | (dat jij) gladstreke |
(dat hij) gladstrijke | (dat hij) gladstreke |
(dat wij) gladstrijken | (dat wij) gladstreken |
(dat jullie) gladstrijken | (dat jullie) gladstreken |
(dat gij) gladstrijket | (dat gij) gladstreket |
(dat zij) gladstrijken | (dat zij) gladstreken |
Gebiedende wijs |
---|
Enkelvoud/Meervoud | Meervoud |
---|
strijk glad | strijkt glad |
Deelwoorden |
---|
Tegenwoordig deelwoord | Verleden deelwoord |
---|
gladstrijkend, gladstrijkende | (hebben) gladgestreken |