Informatie over het woord prutsen (Nederlands → Esperanto: fuŝlabori)

Synoniem: klungelen

Woordsoortwerkwoord
Uitspraak/ˈprɵtsə(n)/
Afbrekingprut·sen

Vervoeging

Aantonende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(ik) pruts(ik) prutste
(jij) prutst(jij) prutste
(hij) prutst(hij) prutste
(wij) prutsen(wij) prutsten
(jullie) prutsen(jullie) prutsten
(gij) prutst(gij) prutstet
(zij) prutsen(zij) prutsten
Aanvoegende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(dat ik) prutse(dat ik) prutste
(dat jij) prutse(dat jij) prutste
(dat hij) prutse(dat hij) prutste
(dat wij) prutsen(dat wij) prutsten
(dat jullie) prutsen(dat jullie) prutsten
(dat gij) prutset(dat gij) prutstet
(dat zij) prutsen(dat zij) prutsten
Gebiedende wijs
Enkelvoud/MeervoudMeervoud
prutsprutst
Deelwoorden
Tegenwoordig deelwoordVerleden deelwoord
prutsend, prutsende(hebben) geprutst

Voorbeelden van gebruik

Gorm stond nog steeds bij de schakelkast te prutsen toen de verpleegkundige met zijn aantekeningen de controlekamer binnentrad.

Vertalingen

Esperantofuŝlabori