Informatie over het woord fulmineren (Nederlands → Esperanto: furiozi)

Synoniemen: foeteren, razen, tieren, uitvaren, tekeergaan

Woordsoortwerkwoord
Uitspraak/fɵlmiˈnerə(n)/
Afbrekingful·mi·ne·ren

Vervoeging

Aantonende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(ik) fulmineer(ik) fulmineerde
(jij) fulmineert(jij) fulmineerde
(hij) fulmineert(hij) fulmineerde
(wij) fulmineren(wij) fulmineerden
(jullie) fulmineren(jullie) fulmineerden
(gij) fulmineert(gij) fulmineerdet
(zij) fulmineren(zij) fulmineerden
Aanvoegende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(dat ik) fulminere(dat ik) fulmineerde
(dat jij) fulminere(dat jij) fulmineerde
(dat hij) fulminere(dat hij) fulmineerde
(dat wij) fulmineren(dat wij) fulmineerden
(dat jullie) fulmineren(dat jullie) fulmineerden
(dat gij) fulmineret(dat gij) fulmineerdet
(dat zij) fulmineren(dat zij) fulmineerden
Gebiedende wijs
Enkelvoud/MeervoudMeervoud
fulmineerfulmineert
Deelwoorden
Tegenwoordig deelwoordVerleden deelwoord
fulminerend, fulminerende(hebben) gefulmineerd

Voorbeelden van gebruik

Luid fulminerend werd Alvary Irling teruggebracht naar de geïmproviseerde gevangenis.

Vertalingen

Duitsstürmen; toben; rasen; wüten
Engelsbe infuriated; rage; rave; storm; inveigh; go on a rampage
Esperantofuriozi
Faeröersleika á; leika í
Fransse déchaîner
Grieksαγριεύω
Russischбушевать