Informatie over het woord grootdoen (Nederlands → Esperanto: afekti altrangulan sintenadon)

Woordsoortwerkwoord
Uitspraak/ˈɣrodun/
Afbrekinggroot·doen

Vervoeging

Aantonende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(ik) doe groot(ik) deed groot
(jij) doet groot(jij) deed groot
(hij) doet groot(hij) deed groot
(wij) doen groot(wij) deden groot
(jullie) doen groot(jullie) deden groot
(gij) doet groot(gij) deedt groot
(zij) doen groot(zij) deden groot
Aanvoegende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(dat ik) grootdoe(dat ik) grootdede
(dat jij) grootdoe(dat jij) grootdede
(dat hij) grootdoe(dat hij) grootdede
(dat wij) grootdoen(dat wij) grootdeden
(dat jullie) grootdoen(dat jullie) grootdeden
(dat gij) grootdoet(dat gij) grootdedet
(dat zij) grootdoen(dat zij) grootdeden
Gebiedende wijs
Enkelvoud/MeervoudMeervoud
doe grootdoet groot
Deelwoorden
Tegenwoordig deelwoordVerleden deelwoord
grootdoend, grootdoende(hebben) grootgedaan

Vertalingen

Esperantoafekti altrangulan sintenadon