Informatie over het woord doorklutsen (Nederlands → Esperanto: frapmiksi)

Woordsoortwerkwoord
Uitspraak/ˈdorklɵtsə(n)/
Afbrekingdoor·klut·sen

Vervoeging

Aantonende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(ik) kluts door(ik) klutste door
(jij) klutst door(jij) klutste door
(hij) klutst door(hij) klutste door
(wij) klutsen door(wij) klutsten door
(jullie) klutsen door(jullie) klutsten door
(gij) klutst door(gij) klutstet door
(zij) klutsen door(zij) klutsten door
Aanvoegende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(dat ik) doorklutse(dat ik) doorklutste
(dat jij) doorklutse(dat jij) doorklutste
(dat hij) doorklutse(dat hij) doorklutste
(dat wij) doorklutsen(dat wij) doorklutsten
(dat jullie) doorklutsen(dat jullie) doorklutsten
(dat gij) doorklutset(dat gij) doorklutstet
(dat zij) doorklutsen(dat zij) doorklutsten
Gebiedende wijs
Enkelvoud/MeervoudMeervoud
kluts doorklutst door
Deelwoorden
Tegenwoordig deelwoordVerleden deelwoord
doorklutsend, doorklutsende(hebben) doorgeklutst

Vertalingen

Esperantofrapmiksi