Informatie over het woord tikken (Nederlands → Esperanto: frapeti)

Woordsoortwerkwoord
Uitspraak/ˈtɪkə(n)/
Afbrekingtik·ken

Vervoeging

Aantonende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(ik) tik(ik) tikte
(jij) tikt(jij) tikte
(hij) tikt(hij) tikte
(wij) tikken(wij) tikten
(jullie) tikken(jullie) tikten
(gij) tikt(gij) tiktet
(zij) tikken(zij) tikten
Aanvoegende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(dat ik) tikke(dat ik) tikte
(dat jij) tikke(dat jij) tikte
(dat hij) tikke(dat hij) tikte
(dat wij) tikken(dat wij) tikten
(dat jullie) tikken(dat jullie) tikten
(dat gij) tikket(dat gij) tiktet
(dat zij) tikken(dat zij) tikten
Gebiedende wijs
Enkelvoud/MeervoudMeervoud
tiktikt
Deelwoorden
Tegenwoordig deelwoordVerleden deelwoord
tikkend, tikkende(hebben) getikt

Voorbeelden van gebruik

Op dit ogenblik werd er op de deur getikt.
Hij stond op en tikte op de lessenaar.
Amro en Zefod hieven hun glazen en tikten ze tegen elkaar.
Op dat moment werd er dringend op het raam getikt.
Robbert tikte de as van zijn sigaret.

Vertalingen

Afrikaanstik
Duitsleise klopfen; leise anklopfen
Engelspat
Esperantofrapeti
Franstaper
Portugeesbater de leve