Informatie over het woord ontstelen (Nederlands → Esperanto: forŝteli de)

Woordsoortwerkwoord
Uitspraak/ɔntˈstelə(n)/
Afbrekingont·ste·len

Vervoeging

Aantonende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(ik) ontsteel(ik) ontstal
(jij) ontsteelt(jij) ontstal
(hij) ontsteelt(hij) ontstal
(wij) ontstelen(wij) ontstalen
(jullie) ontstelen(jullie) ontstalen
(gij) ontsteelt(gij) ontstaalt
(zij) ontstelen(zij) ontstalen
Aanvoegende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(dat ik) ontstele(dat ik) ontstale
(dat jij) ontstele(dat jij) ontstale
(dat hij) ontstele(dat hij) ontstale
(dat wij) ontstelen(dat wij) ontstalen
(dat jullie) ontstelen(dat jullie) ontstalen
(dat gij) ontstelet(dat gij) ontstalet
(dat zij) ontstelen(dat zij) ontstalen
Gebiedende wijs
Enkelvoud/MeervoudMeervoud
ontsteelontsteelt
Deelwoorden
Tegenwoordig deelwoordVerleden deelwoord
ontstelend, ontstelende(hebben) ontstolen

Voorbeelden van gebruik

Ze hebben me alles ontstolen.
Uiteindelijk weet ze te ontkomen en terug te keren naar Engeland, om daar te ontdekken dat haar naam en geboorterecht haar zijn ontstolen.
Wees zo vriendelijk mij de artikelen terug te geven die u mij ontstolen hebt.

Vertalingen

Esperantoforŝteli de