Synoniemen: uitwissen, wegvagen, wegvegen, wegwissen, uitvagen
Vervoeging
Aantonende wijs |
---|
Tegenwoordige tijd | Verleden tijd |
---|
(ik) veeg uit | (ik) veegde uit |
(jij) veegt uit | (jij) veegde uit |
(hij) veegt uit | (hij) veegde uit |
(wij) vegen uit | (wij) veegden uit |
(jullie) vegen uit | (jullie) veegden uit |
(gij) veegt uit | (gij) veegdet uit |
(zij) vegen uit | (zij) veegden uit |
Aanvoegende wijs |
---|
Tegenwoordige tijd | Verleden tijd |
---|
(dat ik) uitvege | (dat ik) uitveegde |
(dat jij) uitvege | (dat jij) uitveegde |
(dat hij) uitvege | (dat hij) uitveegde |
(dat wij) uitvegen | (dat wij) uitveegden |
(dat jullie) uitvegen | (dat jullie) uitveegden |
(dat gij) uitveget | (dat gij) uitveegdet |
(dat zij) uitvegen | (dat zij) uitveegden |
Gebiedende wijs |
---|
Enkelvoud/Meervoud | Meervoud |
---|
veeg uit | veegt uit |
Deelwoorden |
---|
Tegenwoordig deelwoord | Verleden deelwoord |
---|
uitvegend, uitvegende | (hebben) uitgeveegd |