Information über das Wort uitlopen (Niederländisch → Esperanto: forveturi)

Synonyme: afrijden, uitvaren, wegrijden, wegvaren

WortartVerb

Konjugation

Indikativ
PräsensPräterium
(ik) loop uit(ik) liep uit
(jij) loopt uit(jij) liep uit
(hij) loopt uit(hij) liep uit
(wij) lopen uit(wij) liepen uit
(jullie) lopen uit(jullie) liepen uit
(gij) loopt uit(gij) liept uit
(zij) lopen uit(zij) liepen uit
Konjunktiv
PräsensPräterium
(dat ik) uitlope(dat ik) uitliepe
(dat jij) uitlope(dat jij) uitliepe
(dat hij) uitlope(dat hij) uitliepe
(dat wij) uitlopen(dat wij) uitliepen
(dat jullie) uitlopen(dat jullie) uitliepen
(dat gij) uitlopet(dat gij) uitliepet
(dat zij) uitlopen(dat zij) uitliepen
Partizipien
PräsenspartizipPerfektpartizip
uitlopend, uitlopende(zijn) uitgelopen

Übersetzungen

Afrikaansvertrek
Dänischafrejse
Deutschabfahren; abreisen
Englischdrive away; leave
Esperantoforveturi
Französischpartir
Malaiischberangkat
Polnischwyjechać
Portugiesischausentar‐se; partir
Saterfriesischoufiere; ouraisje
Spanischsalir
Thaiออก