Synoniem: wegtrekken
Woordsoort | werkwoord |
---|---|
Uitspraak | /ˈɑftrɛkə(n)/ |
Afbreking | af·trek·ken |
Aantonende wijs | |
---|---|
Tegenwoordige tijd | Verleden tijd |
(ik) trek af | (ik) trok af |
(jij) trekt af | (jij) trok af |
(hij) trekt af | (hij) trok af |
(wij) trekken af | (wij) trokken af |
(jullie) trekken af | (jullie) trokken af |
(gij) trekt af | (gij) trokt af |
(zij) trekken af | (zij) trokken af |
Aanvoegende wijs | |
Tegenwoordige tijd | Verleden tijd |
(dat ik) aftrekke | (dat ik) aftroke |
(dat jij) aftrekke | (dat jij) aftroke |
(dat hij) aftrekke | (dat hij) aftroke |
(dat wij) aftrekken | (dat wij) aftroken |
(dat jullie) aftrekken | (dat jullie) aftroken |
(dat gij) aftrekket | (dat gij) aftroket |
(dat zij) aftrekken | (dat zij) aftroken |
Gebiedende wijs | |
Enkelvoud/Meervoud | Meervoud |
trek af | trekt af |
Deelwoorden | |
Tegenwoordig deelwoord | Verleden deelwoord |
aftrekkend, aftrekkende | (hebben) afgetrokken |
Engels | strip |
---|---|
Esperanto | fortiri |
Portugees | tirar fora |
Westerlauwers Fries | ôflûke |