Informatie over het woord afschepen (Nederlands → Esperanto: forsendi pretekste)

Woordsoortwerkwoord
Uitspraak/ˈɑfsxepə(n)/
Afbrekingaf·sche·pen

Vervoeging

Aantonende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(ik) scheep af(ik) scheepte af
(jij) scheept af(jij) scheepte af
(hij) scheept af(hij) scheepte af
(wij) schepen af(wij) scheepten af
(jullie) schepen af(jullie) scheepten af
(gij) scheept af(gij) scheeptet af
(zij) schepen af(zij) scheepten af
Aanvoegende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(dat ik) afschepe(dat ik) afscheepte
(dat jij) afschepe(dat jij) afscheepte
(dat hij) afschepe(dat hij) afscheepte
(dat wij) afschepen(dat wij) afscheepten
(dat jullie) afschepen(dat jullie) afscheepten
(dat gij) afschepet(dat gij) afscheeptet
(dat zij) afschepen(dat zij) afscheepten
Gebiedende wijs
Enkelvoud/MeervoudMeervoud
scheep afscheept af
Deelwoorden
Tegenwoordig deelwoordVerleden deelwoord
afschepend, afschepende(hebben) afgescheept

Voorbeelden van gebruik

Toen scheen het echter tot hem door te dringen dat heer Ollie ditkeer niet zo gemakkelijk af te schepen was.

Vertalingen

Engelsput off
Esperantoforsendi pretekste
Italiaansimbarcare; sbrigarsi di
Westerlauwers Friesôfkonfoaie; ôfskypje