Informasie oor die woord afnemen (Nederlands → Esperanto: forpreni)

Sinonieme: afpakken, benemen, weghalen, wegnemen

Woordsoortwerkwoord
Uitspraak/ˈɑfnemə(n)/
Afbrekingaf·ne·men

Vervoeging

Aantonende wys
Teenwoordige tydVerlede tyd
(ik) neem af(ik) nam af
(jij) neemt af(jij) nam af
(hij) neemt af(hij) nam af
(wij) nemen af(wij) namen af
(jullie) nemen af(jullie) namen af
(gij) neemt af(gij) namt af
(zij) nemen af(zij) namen af
Aanvoegende wys
Teenwoordige tydVerlede tyd
(dat ik) afneme(dat ik) afname
(dat jij) afneme(dat jij) afname
(dat hij) afneme(dat hij) afname
(dat wij) afnemen(dat wij) afnamen
(dat jullie) afnemen(dat jullie) afnamen
(dat gij) afnemet(dat gij) afnamet
(dat zij) afnemen(dat zij) afnamen
Gebiedende wys
Enkelvoud/MeervoudMeervoud
neem afneemt af
Deelwoorde
Teenwoordige deelwoordVerlede deelwoord
afnemend, afnemende(hebben) afgenomen

Voorbeelde van gebruik

Alleen zijn zwaard was hem afgenomen.
We hebben de cipier gedood en hem zijn sleutels afgenomen en andere bewakers hebben we niet gezien.

Vertalinge

Afrikaanswegneem
Deenstage bort
Duitsfortnehmen; entziehen; wegnehmen; abnehmen
Engelstake away; take
Esperantoforpreni
Fransôter; retrancher
Italiaansritirare
Latynabdere; adimere
Nederduitsvorthalen
Papiamentskita
Poolszabrać
Portugeesarrancar; tomar
Russiesзабирать; забрать
Saterfriesäntluuke; ouruumje; wächnieme
Spaansarrebatar
Wes‐Friesôfnimme