Informatie over het woord wegjagen (Nederlands → Esperanto: forpeli)

Synoniemen: uitdrijven, verdrijven, verjagen, wegdrijven

Woordsoortwerkwoord
Uitspraak/ˈʋɛxjaɣə(n)/
Afbrekingweg·ja·gen

Vervoeging

Aantonende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(ik) jaag weg(ik) jaagde weg, joeg weg
(jij) jaagt weg(jij) jaagde weg, joeg weg
(hij) jaagt weg(hij) jaagde weg, joeg weg
(wij) jagen weg(wij) jaagde weg, joegen weg
(jullie) jagen weg(jullie) jaagde weg, joegen weg
(gij) jaagt weg(gij) jaagdet weg, joegt weg
(zij) jagen weg(zij) jaagde weg, joegen weg
Aanvoegende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(dat ik) wegjage(dat ik) wegjaagde, wegjoege
(dat jij) wegjage(dat jij) wegjaagde, wegjoege
(dat hij) wegjage(dat hij) wegjaagde, wegjoege
(dat wij) wegjagen(dat wij) wegjaagden, wegjoegen
(dat jullie) wegjagen(dat jullie) wegjaagden, wegjoegen
(dat gij) wegjaget(dat gij) wegjaagdet, wegjoeget
(dat zij) wegjagen(dat zij) wegjaagden, wegjoegen
Gebiedende wijs
Enkelvoud/MeervoudMeervoud
jaag wegjaagt weg
Deelwoorden
Tegenwoordig deelwoordVerleden deelwoord
wegjagend, wegjagende(hebben) weggejaagd

Voorbeelden van gebruik

De ziener heeft rampen voorspeld als hij weggejaagd zou worden.

Vertalingen

Afrikaanswegjaag
Duitsaustreiben; ausweisen; fortjagen; vertreiben; wegjagen
Engelsdrive away; expel
Engels (Oudengels)adrifan
Esperantoforpeli
Fransrenvoyer; repousser
Latijnabigere
Portugeesafugentar; rechaçar
Roemeensalunga; izgoni
Saterfriesferdrieuwe; uutdrieuwe; uutwiese; wächjoagje
Westerlauwers Friesferdriuwe; ferjeie
Zweedsförjaga