Synoniemen: uitsterven, wegsterven, versterven
Woordsoort | werkwoord |
---|
Uitspraak | /ˈɑfstɛrvə(n)/ |
---|
Afbreking | af·ster·ven |
---|
Vervoeging
Aantonende wijs |
---|
Tegenwoordige tijd | Verleden tijd |
---|
(ik) sterf af | (ik) stierf af |
(jij) sterft af | (jij) stierf af |
(hij) sterft af | (hij) stierf af |
(wij) sterven af | (wij) stierven af |
(jullie) sterven af | (jullie) stierven af |
(gij) sterft af | (gij) stierft af |
(zij) sterven af | (zij) stierven af |
Aanvoegende wijs |
---|
Tegenwoordige tijd | Verleden tijd |
---|
(dat ik) afsterve | (dat ik) afstierve |
(dat jij) afsterve | (dat jij) afstierve |
(dat hij) afsterve | (dat hij) afstierve |
(dat wij) afsterven | (dat wij) afstierven |
(dat jullie) afsterven | (dat jullie) afstierven |
(dat gij) afstervet | (dat gij) afstiervet |
(dat zij) afsterven | (dat zij) afstierven |
Deelwoorden |
---|
Tegenwoordig deelwoord | Verleden deelwoord |
---|
afstervend, afstervende | (zijn) afgestorven |