Informatie over het woord wegtrekken (Nederlands → Esperanto: foriĝi)

Synoniemen: wegvallen, zich wegscheren

Woordsoortwerkwoord
Uitspraak/ˈʋɛxtrɛkə(n)/
Afbrekingweg·trek·ken

Vervoeging

Aantonende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(ik) trek weg(ik) trok weg
(jij) trekt weg(jij) trok weg
(hij) trekt weg(hij) trok weg
(wij) trekken weg(wij) trokken weg
(jullie) trekken weg(jullie) trokken weg
(gij) trekt weg(gij) trokt weg
(zij) trekken weg(zij) trokken weg
Aanvoegende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(dat ik) wegtrekke(dat ik) wegtrokke
(dat jij) wegtrekke(dat jij) wegtrokke
(dat hij) wegtrekke(dat hij) wegtrokke
(dat wij) wegtrekken(dat wij) wegtrokken
(dat jullie) wegtrekken(dat jullie) wegtrokken
(dat gij) wegtrekket(dat gij) wegtrokket
(dat zij) wegtrekken(dat zij) wegtrokken
Gebiedende wijs
Enkelvoud/MeervoudMeervoud
trek wegtrekt weg
Deelwoorden
Tegenwoordig deelwoordVerleden deelwoord
wegtrekkend, wegtrekkende(zijn) weggetrokken

Voorbeelden van gebruik

De kleur trok weg uit zijn gezicht.
Doch toen trok zijn glimlach langzaam weg.

Vertalingen

Duitswegbegeben; verschwinden; sich entfernen; abhauen; sich davonscheren
Esperantoforiĝi
Fransdisparaître