Informatie over het woord afruimen (Nederlands → Esperanto: forigi la manĝilaron)

Synoniemen: afnemen, wegruimen

Woordsoortwerkwoord
Uitspraak/ˈɑfrœy̯mə(n)/
Afbrekingaf·rui·men

Vervoeging

Aantonende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(ik) ruim af(ik) ruimde af
(jij) ruimt af(jij) ruimde af
(hij) ruimt af(hij) ruimde af
(wij) ruimen af(wij) ruimden af
(jullie) ruimen af(jullie) ruimden af
(gij) ruimt af(gij) ruimdet af
(zij) ruimen af(zij) ruimden af
Aanvoegende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(dat ik) afruime(dat ik) afruimde
(dat jij) afruime(dat jij) afruimde
(dat hij) afruime(dat hij) afruimde
(dat wij) afruimen(dat wij) afruimden
(dat jullie) afruimen(dat jullie) afruimden
(dat gij) afruimet(dat gij) afruimdet
(dat zij) afruimen(dat zij) afruimden
Gebiedende wijs
Enkelvoud/MeervoudMeervoud
ruim afruimt af
Deelwoorden
Tegenwoordig deelwoordVerleden deelwoord
afruimend, afruimende(hebben) afgeruimd

Voorbeelden van gebruik

„Goedemorgen, mevrouw,” zei mevrouw Finch, „kan ik al afruimen?”
We zullen later wel afruimen.

Vertalingen

Duitsabräumen
Engelsclear away
Esperantoforigi la manĝilaron
Saterfriesouruumje
Spaansrecoger la mesa
Westerlauwers Friesôfrêde