Informasie oor die woord ontbreken (Nederlands → Esperanto: foresti)

Sinonieme: absent zijn, afwezig zijn, verstek laten gaan

Woordsoortwerkwoord
Uitspraak/ondˈbrekə(n)/
Afbrekingont·bre·ken

Vervoeging

Aantonende wys
Teenwoordige tydVerlede tyd
(ik) ontbreek(ik) ontbrak
(jij) ontbreekt(jij) ontbrak
(hij) ontbreekt(hij) ontbrak
(wij) ontbreken(wij) ontbraken
(jullie) ontbreken(jullie) ontbraken
(gij) ontbreekt(gij) ontbraakt
(zij) ontbreken(zij) ontbraken
Aanvoegende wys
Teenwoordige tydVerlede tyd
(dat ik) ontbreke(dat ik) ontbrake
(dat jij) ontbreke(dat jij) ontbrake
(dat hij) ontbreke(dat hij) ontbrake
(dat wij) ontbreken(dat wij) ontbraken
(dat jullie) ontbreken(dat jullie) ontbraken
(dat gij) ontbreket(dat gij) ontbraket
(dat zij) ontbreken(dat zij) ontbraken
Gebiedende wys
Enkelvoud/MeervoudMeervoud
ontbreekontbreekt
Deelwoorde
Teenwoordige deelwoordVerlede deelwoord
ontbrekend, ontbrekende(hebben) ontbroken

Vertalinge

Deensvære borte
Duitsfort sein; abwesend sein; nich da sein; fehlen; nicht vorhanden sein
Engelsbe absent; be missing
Esperantoforesti; malesti
Grieks (Ou Grieks)ἅπειμι
Katalaansésser absent
Latynabesse
Nederduitsuntbreaken
Noorsvære borte
Poolsbyć nieobecnym
Portugeesestar ausente; faltar
Spaansestar ausente
Sweedsvara borta
Thaiไม่อยู่