Informatie over het woord afbranden (Nederlands → Esperanto: forbruligi)

Synoniem: verbranden

Woordsoortwerkwoord
Uitspraak/ˈɑvbrɑndə(n)/
Afbrekingaf·bran·den

Vervoeging

Aantonende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(ik) brand af(ik) brandde af
(jij) brandt af(jij) brandde af
(hij) brandt af(hij) brandde af
(wij) branden af(wij) brandden af
(jullie) branden af(jullie) brandden af
(gij) brandt af(gij) branddet af
(zij) branden af(zij) brandden af
Aanvoegende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(dat ik) afbrande(dat ik) afbrandde
(dat jij) afbrande(dat jij) afbrandde
(dat hij) afbrande(dat hij) afbrandde
(dat wij) afbranden(dat wij) afbrandden
(dat jullie) afbranden(dat jullie) afbrandden
(dat gij) afbrandet(dat gij) afbranddet
(dat zij) afbranden(dat zij) afbrandden
Gebiedende wijs
Enkelvoud/MeervoudMeervoud
brand afbrandt af
Deelwoorden
Tegenwoordig deelwoordVerleden deelwoord
afbrandend, afbrandende(hebben) afgebrand

Voorbeelden van gebruik

Ze verjoegen Evert en brandden zijn huis tot de grond toe af.

Vertalingen

Afrikaansverbrand
Deensafbrænde
Duitsabbrennen; niederbrennen
Engelsburn down
Esperantoforbruligi
Italiaansbruciare
Latijncremare
Poolsspalić
Spaansquemar
Westerlauwers Friesferbaarne; ferbrâne
Zweedsförbränna