Informo pri la vorto opborrelen (nederlanda → esperanto: fonti)

Sinonimoj: ontspringen, opwellen, voortkomen, wellen

Vortspecoverbo
Prononco/ˈɔbɔrələ(n)/
Dividoop·bor·re·len

Konjugacio

Indikativo
PrezencoPreterito
(ik) borrel op(ik) borrelde op
(jij) borrelt op(jij) borrelde op
(hij) borrelt op(hij) borrelde op
(wij) borrelen op(wij) borrelden op
(jullie) borrelen op(jullie) borrelden op
(gij) borrelt op(gij) borreldet op
(zij) borrelen op(zij) borrelden op
Subjunktivo
PrezencoPreterito
(dat ik) opborrele(dat ik) opborrelde
(dat jij) opborrele(dat jij) opborrelde
(dat hij) opborrele(dat hij) opborrelde
(dat wij) opborrelen(dat wij) opborrelden
(dat jullie) opborrelen(dat jullie) opborrelden
(dat gij) opborrelet(dat gij) opborreldet
(dat zij) opborrelen(dat zij) opborrelden
Imperativo
Singularo/PluraloPluralo
borrel opborrelt op
Participoj
Prezenca participoPreterita participo
opborrelend, opborrelende(zijn) opgeborreld

Tradukoj

anglaspring; well up; arise; well
esperantofonti
francaémaner; sortir de
germanaentspringen; hervorsprudeln
portugalajorrar de uma fonte
rumanaizvorî