Informo pri la vorto adresseren (nederlanda → esperanto: adresi)

Vortspecoverbo
Prononco/adrɛˈseːrə(n)/
Dividoadres·se·ren

Konjugacio

Indikativo
PrezencoPreterito
(ik) adresseer(ik) adresseerde
(jij) adresseert(jij) adresseerde
(hij) adresseert(hij) adresseerde
(wij) adresseren(wij) adresseerden
(jullie) adresseren(jullie) adresseerden
(gij) adresseert(gij) adresseerdet
(zij) adresseren(zij) adresseerden
Subjunktivo
PrezencoPreterito
(dat ik) adressere(dat ik) adresseerde
(dat jij) adressere(dat jij) adresseerde
(dat hij) adressere(dat hij) adresseerde
(dat wij) adresseren(dat wij) adresseerden
(dat jullie) adresseren(dat jullie) adresseerden
(dat gij) adresseret(dat gij) adresseerdet
(dat zij) adresseren(dat zij) adresseerden
Imperativo
Singularo/PluraloPluralo
adresseeradresseert
Participoj
Prezenca participoPreterita participo
adresserend, adresserende(hebben) geadresseerd

Uzekzemploj

Deze brieven waren aan mij geadresseerd, maar ik denk dat de auteur ze in feite aan zichzelf schreef.

Tradukoj

albanaadresoj
anglaaddress
ĉeĥaadresovat
danaadressere
esperantoadresi
francaadresser; mettre l’adresse
germanaadressieren; richten; zuschicken
hispanadirigir
italaindirizzare
katalunaadreçar; dirigir
okcidenta frizonaadressearje
papiamentoadresá
portugalaendereçar
rusaадресовать
saterlanda frizonaadressierje
svedaadressera