Informatie over het woord aanbelanden (Nederlands → Esperanto: finveni)

Synoniemen: aanlanden, terechtkomen, belanden, geraken, raken

Woordsoortwerkwoord
Uitspraak/ˈambəlɑndə(n)/
Afbrekingaan·be·lan·den

Vervoeging

Aantonende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(ik) beland aan(ik) belandde aan
(jij) belandt aan(jij) belandde aan
(hij) belandt aan(hij) belandde aan
(wij) belanden aan(wij) belandden aan
(jullie) belanden aan(jullie) belandden aan
(gij) belandt aan(gij) belanddet aan
(zij) belanden aan(zij) belandden aan
Aanvoegende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(dat ik) aanbelande(dat ik) aanbelandde
(dat jij) aanbelande(dat jij) aanbelandde
(dat hij) aanbelande(dat hij) aanbelandde
(dat wij) aanbelanden(dat wij) aanbelandden
(dat jullie) aanbelanden(dat jullie) aanbelandden
(dat gij) aanbelandet(dat gij) aanbelanddet
(dat zij) aanbelanden(dat zij) aanbelandden
Deelwoorden
Tegenwoordig deelwoordVerleden deelwoord
aanbelandend, aanbelandende(zijn) aanbeland

Vertalingen

Afrikaansbeland; aanbeland
Duitshingeraten; geraten
Engelsend up
Esperantofinveni
Fransarriver
Saterfriesloundje
Spaansrecalar
Westerlauwers Friesbedarje