Informatie over het woord afbetalen (Nederlands → Esperanto: finpagi)

Synoniem: delgen

Woordsoortwerkwoord
Uitspraak/ˈɑvbətalə(n)/
Afbrekingaf·be·ta·len

Vervoeging

Aantonende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(ik) betaal af(ik) betaalde af
(jij) betaalt af(jij) betaalde af
(hij) betaalt af(hij) betaalde af
(wij) betalen af(wij) betaalden af
(jullie) betalen af(jullie) betaalden af
(gij) betaalt af(gij) betaaldet af
(zij) betalen af(zij) betaalden af
Aanvoegende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(dat ik) afbetale(dat ik) afbetaalde
(dat jij) afbetale(dat jij) afbetaalde
(dat hij) afbetale(dat hij) afbetaalde
(dat wij) afbetalen(dat wij) afbetaalden
(dat jullie) afbetalen(dat jullie) afbetaalden
(dat gij) afbetalet(dat gij) afbetaaldet
(dat zij) afbetalen(dat zij) afbetaalden
Gebiedende wijs
Enkelvoud/MeervoudMeervoud
betaal afbetaalt af
Deelwoorden
Tegenwoordig deelwoordVerleden deelwoord
afbetalend, afbetalende(hebben) afbetaald

Vertalingen

Afrikaansdelg
Deensafbetale
Engelspay off
Esperantofinpagi
Fransacquitter
Zweedsavbetala