Ynformaasje oer it wurd uitraken (Nederlânsk → Esperanto: finiĝi)

Synonimen: aflopen, eindigen, ophouden, uitgaan, verlopen, ten einde lopen

Wurdsoartetiidwurd

Ferfoarming

Oantoanende foarm
NotiidDoetiid
(ik) raak uit(ik) raakte uit
(jij) raakt uit(jij) raakte uit
(hij) raakt uit(hij) raakte uit
(wij) raken uit(wij) raakten uit
(jullie) raken uit(jullie) raakten uit
(gij) raakt uit(gij) raaktet uit
(zij) raken uit(zij) raakten uit
Oanfoegjende foarm
NotiidDoetiid
(dat ik) uitrake(dat ik) uitraakte
(dat jij) uitrake(dat jij) uitraakte
(dat hij) uitrake(dat hij) uitraakte
(dat wij) uitraken(dat wij) uitraakten
(dat jullie) uitraken(dat jullie) uitraakten
(dat gij) uitraket(dat gij) uitraaktet
(dat zij) uitraken(dat zij) uitraakten
Mulwurden
NomulwurdDoemulwurd
uitrakend, uitrakende(zijn) uitraakte

Oarsettingen

Afrikaanskeindig
Deenskebbe ud
Dútskenden; endigen; aufhören; zu Ende gehen; ein Ende nehmen; ablaufen; auslaufen
Esperantofiniĝi
Fereuerskverða endaður
Frânskfinir; prendre fin; se terminer
Fryskbeteare
Ingelskcome to an end
Maleiskberakhir
Noarskutlope
Papiamintskkaba
Portegeeskacabar; terminar
Roemeenskse sfârși
Sealterfryskeendigje; eendje
Spaanskexpirar; terminarse
Surinaamskkaba
Sweedsksluta
Taiskจบ; เสร็จ
Turkskbitmek