Information about the word aanbesteden (Dutch → Esperanto: adjudiki)

Part of speechverb
Pronunciation/ˈambəstedə(n)/
Hyphenationaan·be·ste·den

Conjugation

Indicative mood
Present tensePast tense
(ik) besteed aan(ik) besteedde aan
(jij) besteedt aan(jij) besteedde aan
(hij) besteedt aan(hij) besteedde aan
(wij) besteden aan(wij) besteedden aan
(jullie) besteden aan(jullie) besteedden aan
(gij) besteedt aan(gij) besteeddet aan
(zij) besteden aan(zij) besteedden aan
Subjunctive mood
Present tensePast tense
(dat ik) aanbestede(dat ik) aanbesteedde
(dat jij) aanbestede(dat jij) aanbesteedde
(dat hij) aanbestede(dat hij) aanbesteedde
(dat wij) aanbesteden(dat wij) aanbesteedden
(dat jullie) aanbesteden(dat jullie) aanbesteedden
(dat gij) aanbestedet(dat gij) aanbesteeddet
(dat zij) aanbesteden(dat zij) aanbesteedden
Imperative mood
Singular/PluralPlural
besteed aanbesteedt aan
Participles
Present participlePast participle
aanbestedend, aanbestedende(hebben) aanbesteed

Translations

Catalanadjudicar
Englishinvite tenders for; put out to tender
Esperantoadjudiki; meti en prezkonkurado
Frenchmettre à l’entreprise; mettre en adjudication
Germanzuerkennen; zusprechen; zuschlagen
Latinablocare
Portugueseadjudicar
Saterland Frisianeepentelk uutschrieuwe; eepentelk uutskrieuwe; fertingje
Spanishcontratar; dar a destajo
West Frisianútbesteegje; útbestelle