Synoniemen: bevoordelen, voorstaan, voortrekken, gunstig gezind zijn
Woordsoort | werkwoord |
---|
Uitspraak | /bəˈɣɵnstəɣə(n)/ |
---|
Afbreking | be·gun·sti·gen |
---|
Vervoeging
Aantonende wijs |
---|
Tegenwoordige tijd | Verleden tijd |
---|
(ik) begunstig | (ik) begunstigde |
(jij) begunstigt | (jij) begunstigde |
(hij) begunstigt | (hij) begunstigde |
(wij) begunstigen | (wij) begunstigden |
(jullie) begunstigen | (jullie) begunstigden |
(gij) begunstigt | (gij) begunstigdet |
(zij) begunstigen | (zij) begunstigden |
Aanvoegende wijs |
---|
Tegenwoordige tijd | Verleden tijd |
---|
(dat ik) begunstige | (dat ik) begunstigde |
(dat jij) begunstige | (dat jij) begunstigde |
(dat hij) begunstige | (dat hij) begunstigde |
(dat wij) begunstigen | (dat wij) begunstigden |
(dat jullie) begunstigen | (dat jullie) begunstigden |
(dat gij) begunstiget | (dat gij) begunstigdet |
(dat zij) begunstigen | (dat zij) begunstigden |
Gebiedende wijs |
---|
Enkelvoud/Meervoud | Meervoud |
---|
begunstig | begunstigt |
Deelwoorden |
---|
Tegenwoordig deelwoord | Verleden deelwoord |
---|
begunstigend, begunstigende | (hebben) begunstigd |