Informasie oor die woord optellen (Nederlands → Esperanto: adicii)

Sinonieme: adderen, bijtellen

Woordsoortwerkwoord
Uitspraak/ˈɔptɛlə(n)/
Afbrekingop·tel·len

Vervoeging

Aantonende wys
Teenwoordige tydVerlede tyd
(ik) tel op(ik) telde op
(jij) telt op(jij) telde op
(hij) telt op(hij) telde op
(wij) tellen op(wij) telden op
(jullie) tellen op(jullie) telden op
(gij) telt op(gij) teldet op
(zij) tellen op(zij) telden op
Aanvoegende wys
Teenwoordige tydVerlede tyd
(dat ik) optelle(dat ik) optelde
(dat jij) optelle(dat jij) optelde
(dat hij) optelle(dat hij) optelde
(dat wij) optellen(dat wij) optelden
(dat jullie) optellen(dat jullie) optelden
(dat gij) optellet(dat gij) opteldet
(dat zij) optellen(dat zij) optelden
Gebiedende wys
Enkelvoud/MeervoudMeervoud
tel optelt op
Deelwoorde
Teenwoordige deelwoordVerlede deelwoord
optellend, optellende(hebben) opgeteld

Vertalinge

Albaniesshtoj
Deensaddere
Duitsaddieren; hinzurechnen; hinzufügen; hinzuzählen
Engelsadd; add up; cast up; tot up
Esperantoadicii; aldoni
Faroëesleggja saman; telja saman
Finslaskea yhteen
Fransadditionner
Grieksαθροίζω
Hongaarsösszead
Katalaansaddicionar; sumar
Latynaddere
Maleismenambah; tambah
Poolsdodawać
Portugeesadicionar; somar
Saterfriesaddierje; bietoureekenje
Spaanssumar
Sweedsaddera; summera