Informatie over het woord bijtellen (Nederlands → Esperanto: adicii)

Synoniemen: adderen, optellen

Woordsoortwerkwoord
Uitspraak/ˈbɛi̯tɛlə(n)/
Afbrekingbij·tel·len

Vervoeging

Aantonende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(ik) tel bij(ik) telde bij
(jij) telt bij(jij) telde bij
(hij) telt bij(hij) telde bij
(wij) tellen bij(wij) telden bij
(jullie) tellen bij(jullie) telden bij
(gij) telt bij(gij) teldet bij
(zij) tellen bij(zij) telden bij
Aanvoegende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(dat ik) bijtelle(dat ik) bijtelde
(dat jij) bijtelle(dat jij) bijtelde
(dat hij) bijtelle(dat hij) bijtelde
(dat wij) bijtellen(dat wij) bijtelden
(dat jullie) bijtellen(dat jullie) bijtelden
(dat gij) bijtellet(dat gij) bijteldet
(dat zij) bijtellen(dat zij) bijtelden
Gebiedende wijs
Enkelvoud/MeervoudMeervoud
tel bijtelt bij
Deelwoorden
Tegenwoordig deelwoordVerleden deelwoord
bijtellend, bijtellende(hebben) bijgeteld

Vertalingen

Albaneesshtoj
Catalaansaddicionar; sumar
Deensaddere
Duitsaddieren; hinzurechnen; hinzufügen; hinzuzählen
Engelsadd; add up; cast up; tot up
Esperantoadicii; aldoni
Faeröersleggja saman; telja saman
Finslaskea yhteen
Fransadditionner
Grieksαθροίζω
Hongaarsösszead
Latijnaddere
Maleismenambah; tambah
Poolsdodawać
Portugeesadicionar; somar
Saterfriesaddierje; bietoureekenje
Spaanssumar
Zweedsaddera; summera