Information about the word pachten (Dutch → Esperanto: farmi)

Synonym: in pacht hebben

Part of speechverb
Pronunciation/ˈpɑxtə(n)/
Hyphenationpach·ten

Conjugation

Indicative mood
Present tensePast tense
(ik) pacht(ik) pachtte
(jij) pacht(jij) pachtte
(hij) pacht(hij) pachtte
(wij) pachten(wij) pachtten
(jullie) pachten(jullie) pachtten
(gij) pacht(gij) pachttet
(zij) pachten(zij) pachtten
Subjunctive mood
Present tensePast tense
(dat ik) pachte(dat ik) pachtte
(dat jij) pachte(dat jij) pachtte
(dat hij) pachte(dat hij) pachtte
(dat wij) pachten(dat wij) pachtten
(dat jullie) pachten(dat jullie) pachtten
(dat gij) pachtet(dat gij) pachttet
(dat zij) pachten(dat zij) pachtten
Imperative mood
Singular/PluralPlural
pachtpacht
Participles
Present participlePast participle
pachtend, pachtende(hebben) gepacht

Translations

Catalanfer de masover
Englishlease; take on lease
Esperantofarmi
Finnishvuokrata maata
Frenchaffermer; prendre à bail
Germanpachten
Portuguesearrendar
Russianарендовать; снимать в аренду
Saterland Frisianhiere; paachtje
Spanish<tomar en arriendo finca agraria>