Informatie over het woord zwetsen (Nederlands → Esperanto: fanfaroni)

Synoniemen: bluffen, ophakken, opscheppen, pochen, snoeven, snorken, stoffen, grootspreken, opsnijden, stoefen

Woordsoortwerkwoord

Vervoeging

Aantonende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(ik) zwets(ik) zwetste
(jij) zwetst(jij) zwetste
(hij) zwetst(hij) zwetste
(wij) zwetsen(wij) zwetsten
(jullie) zwetsen(jullie) zwetsten
(gij) zwetst(gij) zwetstet
(zij) zwetsen(zij) zwetsten
Aanvoegende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(dat ik) zwetse(dat ik) zwetste
(dat jij) zwetse(dat jij) zwetste
(dat hij) zwetse(dat hij) zwetste
(dat wij) zwetsen(dat wij) zwetsten
(dat jullie) zwetsen(dat jullie) zwetsten
(dat gij) zwetset(dat gij) zwetstet
(dat zij) zwetsen(dat zij) zwetsten
Gebiedende wijs
Enkelvoud/MeervoudMeervoud
zwetszwetst
Deelwoorden
Tegenwoordig deelwoordVerleden deelwoord
zwetsend, zwetsende(hebben) gezwetst

Vertalingen

Afrikaansspog
Catalaansfanfarronejar
Deensprale
Duitsausposaunen; prahlen; aufschneiden; angeben; sich brüsten
Engelsboast; brag
Esperantofanfaroni
Faeröersreypa
Fransfaire le malin; fanfarroner
IJslandsgorta; skruma
Noorsskryte
Papiamentsblòf
Portugeesfanfarrear
Saterfriesbroaskje; flunkerje; kropje; proalje
Spaansfanfarronear; jactarse
Zweedsskryta