Synoniemen: blussen, doven, uitblussen, uitdoven, uitmaken
Woordsoort | werkwoord |
---|
Uitspraak | /ˈœy̯dun/ |
---|
Afbreking | uit·doen |
---|
Vervoeging
Aantonende wijs |
---|
Tegenwoordige tijd | Verleden tijd |
---|
(ik) doe uit | (ik) deed uit |
(jij) doet uit | (jij) deed uit |
(hij) doet uit | (hij) deed uit |
(wij) doen uit | (wij) deden uit |
(jullie) doen uit | (jullie) deden uit |
(gij) doet uit | (gij) deedt uit |
(zij) doen uit | (zij) deden uit |
Aanvoegende wijs |
---|
Tegenwoordige tijd | Verleden tijd |
---|
(dat ik) uitdoe | (dat ik) uitdede |
(dat jij) uitdoe | (dat jij) uitdede |
(dat hij) uitdoe | (dat hij) uitdede |
(dat wij) uitdoen | (dat wij) uitdeden |
(dat jullie) uitdoen | (dat jullie) uitdeden |
(dat gij) uitdoet | (dat gij) uitdedet |
(dat zij) uitdoen | (dat zij) uitdeden |
Gebiedende wijs |
---|
Enkelvoud/Meervoud | Meervoud |
---|
doe uit | doet uit |
Deelwoorden |
---|
Tegenwoordig deelwoord | Verleden deelwoord |
---|
uitdoend, uitdoende | (hebben) uitgedaan |