Informatie over het woord inpluggen (Nederlands → Esperanto: enŝtopi)

Woordsoortwerkwoord
Uitspraak/ˈɪmplɵɣə(n)/
Afbrekingin·plug·gen

Vervoeging

Aantonende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(ik) plug in(ik) plugde in
(jij) plugt in(jij) plugde in
(hij) plugt in(hij) plugde in
(wij) pluggen in(wij) plugden in
(jullie) pluggen in(jullie) plugden in
(gij) plugt in(gij) plugdet in
(zij) pluggen in(zij) plugden in
Aanvoegende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(dat ik) inplugge(dat ik) inplugde
(dat jij) inplugge(dat jij) inplugde
(dat hij) inplugge(dat hij) inplugde
(dat wij) inpluggen(dat wij) inplugden
(dat jullie) inpluggen(dat jullie) inplugden
(dat gij) inplugget(dat gij) inplugdet
(dat zij) inpluggen(dat zij) inplugden
Gebiedende wijs
Enkelvoud/MeervoudMeervoud
plug inplugt in
Deelwoorden
Tegenwoordig deelwoordVerleden deelwoord
inpluggend, inpluggende(hebben) ingeplugd

Vertalingen

Esperantoenŝtopi